Deze omslagdoek is gemaakt met reliëfsteken, die er een prachtige structuur aan geven, maar door het gebruik van dubbele stokjes blijft de sjaal toch een zekere luchtigheid houden. De sjaal is ook aan 2 zijden draagbaar, twee verschillende patronen, maar allebei even prachtig. Eerlijk gezegd weet ik zelf niet welke kant ik nou mooier vind. 

Voorkant
Voorkant
Achterkant
Achterkant

Er worden 2 bollen van dit garen gebruikt (500 gram), waardoor de sjaal lekker ‘zwaar’ aanvoelt, maar toch blijft het soepel aanvoelen door de luchtige structuur. Daarnaast is deze sjaal schuin gehaakt, wat een verdere souplesse aan de sjaal of omslagdoek geeft. Een heerlijke warme omslagdoek voor koude winterdagen!

Van het maken van deze sjaal zijn ook 3 video’s gemaakt. Je kunt de links naar de video’s aan het eind van dit patroon vinden. Het eerste deel gaat over de opzet en het maken van de meerderingen aan beide zijden van de sjaal, het tweede deel gaat over het maken van het ‘rechte’ stuk, en het derde deel gaat over het maken van de minderingen aan beide zijden en hoe je de laatste toer doet.

Middenstuk, voor- en achterkant
Middenstuk, voor- en achterkant

Benodigdheden

  • Gebruikte garen: Alize Superlana Maxi Long Batik (Big ball)
  • Hoeveelheid: 500 gram. 
  • Haaknaald: 8 mm
  • 2 steekmarkeerders

Afmetingen

  • gemeten langs een enkele zijde: 140 cm
  • breedte: 40 cm

Info garen

  • 1 big ball is 250 gram en 250 meter
  • samenstelling: 75%acryl en 25% wol

Gebruikte steken

  • l = losse
  • v = vaste
  • st = stokje
  • dst vl = dubbel stokje voorlangs
  • 2st samen = 2 stokjes samenhaken
  • 3st samen = 3 stokjes samenhaken
  • start st = startstokje

 

Belangrijke stekeninformatie en tips

  1. Gebruik steekmarkeerders! Dat is bij dit patroon echt een reddingslijntje! Vooral als je minderingen gaat maken kan je snel de mist ingaan. Dus plaats een steekmarkeerder in elke eerste steek van een nieuwe toer. Tussendoor hoef je geen steekmarkeerders te gebruiken, door het dikke garen kan je je steken makkelijk tellen en de toeren worden ook niet heel lang, maar het mag natuurlijk wel als je dat fijn vindt. Maar het belangrijkst is het om je eerste steek te markeren!
  2. Het startstokje: Bij het starten van een nieuwe toer, als een stokje moet worden gemaakt, wordt dit met een speciale steek gemaakt, die bestaat uit 2 vasten die boven op elkaar worden gehaakt. Ik heb dit in het patroon een startstokje (start st) genoemd. In dit patroon worden dus níet de gebruikelijke 3 keerlossen gebruikt. Voor instructies over het maken van een startstokje kan je hier kijken.
  3. Minderen aan het begin van een toer: Als je 2 stokjes moet samenhaken aan het begin van een toer, dan doe je dat met een combinatie van een variant op het startstokje met daaropvolgend een stokje. Je stokje telt als de eerste steek van de toer. Dit is heel belangrijk!!!!! Markeer deze steek met een steekmarkeerder!
  4. Tel je aantal steken na iedere toer. In dit patroon heb je na elke toer een oneven aantal steken. Zodra je een toer hebt met een even aantal steken weet je dat je een fout hebt gemaakt, waarschijnlijk bij het meerderen of minderen.
  5. Let ook op hoe je in de laatste toer de ‘3 stokjes’ samenhaakt. Ook hier is weer sprake van een variant op het startstokje, maar dan gecombineerd met de methode van het samenhaken van 2 stokjes!

Het patroon

Deel 1

In het eerste deel van het patroon worden aan beide kanten meerderingen gemaakt, waardoor de beginpunt van de sjaal ontstaat.

Toer 1: De eerste toer kan op 2 manieren worden opgezet. Ik heb de manier gebruikt met het startstokje, maar als je dat voor de opzet te lastig vindt, kan je de simpele methode gebruiken waarbij de 3 keerlossen maakt.

Toer 1
Toer 1

Maak 1 losse (1l). Maak nu het startstokje (start st) direkt in deze losse. Daarna nog 2 stokjes (2 st) haken in de losse. Markeer de 1e steek van deze toer.

➡ Je hebt nu 3 steken. 


Toer 1 simpele variant:

Toer 1 simpel
Toer 1 simpel

Maak 4 lossen (4l). De laatste 3 lossen tellen als je eerste stokje. Maak in de 4e losse geteld vanaf je naald (dit is de 1e losse die je hebt gemaakt) nog 2 stokjes (2l). Markeer de 1e steek van deze toer.

➡ Je hebt nu 3 steken. 


Let op: bij de tekeningen van de rest van het patroon is er vanuit gegaan dat je de eerste versie van de opzet hebt gebruikt. Het maakt niet uit voor welke variant je hebt gekozen. Gebruik de methode van het startstokje nu wel voor de rest van het patroon!


Toer 2:

Toer 2
Toer 2

Maak nu een startstokje (start st) direkt in de laatste steek van toer 1. Markeer deze steek, dit is steek 1 van toer 2. Maak in dezelfde steek nog een stokje. Je hebt nu een steek gemeerderd aan het begin van je toer. Maak nu een dubbel stokje voorlangs (dst vl) om de ‘stam’ van het 2e stokje van toer 1. Maak vervolgens 2 stokjes in de laatste steek van toer 1. Je hebt nu ook gemeerderd aan het eind van je toer.

 ➡ Je hebt nu 5 steken


Toer 3:

Toer 3
Toer 3

Maak nu een startstokje (start st) direkt in de laatste steek van toer 2. Markeer deze steek, dit is steek 1 van toer 3. Maak in dezelfde steek nog een stokje. Je hebt nu een steek gemeerderd aan het begin van je toer. Maak nu een stokje in de volgende 3 steken. Maak vervolgens 2 stokjes in de laatste steek van toer 2. Je hebt nu ook gemeerderd aan het eind van je toer.

 ➡ Je hebt nu 7 steken


Toer 4:

Toer 4
Toer 4
  • 1 start  st + 1 st in het laatste st van de vorige toer.
  • 5 dst vl rond de volgende st van de vorige toer
  • 2 st in het laatste st van de vorige toer

➡ Je hebt nu 9 steken


Bij de rest van het patroon die je hetzelfde als bij de toeren 5 en 6. Je maakt meerderingen aan het begin en eind van je toer. In de oneven toeren maak je alleen maar stokjes, in de even toeren maak je dubbele stokjes voorlangs ná en vóór de meerderingen. De meerderingen zijn altijd stokjes!

Tel na iedere toer of je nog steeds het juiste aantal steken hebt. Je moet altijd een oneven aantal hebben. Bij elke toer komen er 2 steken bij.

➡ Na toer 5 heb je 11 steken, na toer 6 13 steken.

Klik op de plaatjes om een grotere versie te zien.

Toer 5
Toer 5
Toer 6
Toer 6

Ga zo door tot je het gewenste aantal steken hebt. Ik heb uiteindelijk 20 toeren gemaakt, waardoor ik op 41 steken uitkwam.

Eindig met een even rij voordat je naar het volgende deel van het patroon gaat!


Een belangrijke tip! Weeg je werk nu! Je ziet dan hoeveel garen je hebt gebruikt voor het maken van de punt. Dezelfde hoeveelheid garen moet je reserveren voor het maken van de punt op het eind! Dit is vooral belangrijk voor dit soort garen als je wilt dat de beide punten van je sjaal er hetzelfde uitzien! Werk je met een ander, bijvoorbeeld effen, garen, dan speelt het wat minder een rol, dan is het alleen om te weten hoeveel je nog voor je eindpunt nodig hebt, maar voor dit garen is het belangrijk als je wilt dat het er mooi uitziet!

Ik heb trouwens iets minder dan 100 gram voor de punt gebruikt, maar dat hangt ook af van hoe je zelf haakt en hoe groot je de punt hebt gemaakt.


Deel 2

In het tweede deel van het patroon wordt aan de onderkant van de sjaal gemeerderd, en aan de bovenkant geminderd. Hierdoor blijft het aantal steken dat je hebt gemaakt gelijk. Je herhaalt de volgende 2 toeren tot de gewenste lengte, of tot je nog de hoeveelheid garen over hebt die je nodig hebt voor de punt op het eind. Neem daarbij trouwens een kleine marge in acht, bewaar ietsje meer dan je gewogen hebt, om op te vangen als je gaandeweg iets losser hebt gaan haken.

In de oneven meerder je dus 1 steek aan het begin van de toer en minder je 1 steek aan het eind, bij de even toeren minder je 1 steek aan het begin en meerder je aan het eind.

Toer 7:

Toer 7
Toer 7
  • 1 start  st + 1 st in het laatste st van de vorige toer.
  • maak stokjes tot aan de voorlaatste steek van de vorige toer. Je hebt nu nog 2 steken over op de vorige toer
  • haak 2 stokjes samen (2st samen) in de voorlaatste en laatste st van de vorige toer

➡ Je hebt nu hetzelfde(!) aantal steken als waar je je vorige toer mee bent geëindigd. In het voorbeeld zijn dit 13 steken.


Toer 8:

Toer 8
Toer 8

Het kan zijn dat je deze manier van minderen van een steek aan het begin van je toer nooit eerder hebt gezien. Dit is eigenlijk de variant op 2 stokjes samenhaken, maar dan aan het begin van een toer. Het is heel simpel, maar het is heel belangrijk(!!!) hoe je dit doet en hoe je je steek moet tellen.

  • Begin net als bij het startstokje met het maken van een vaste in de laatste steek van de vorige toer (de mindering waar je 2 stokjes hebt samengehaakt). Vervolgens maak je 1 losse. Deze tellen niet mee!!! Maak nu 1 stokje in het volgende stokje van de vorige toer. Deze telt als de 1e steek van deze nieuwe toer. Markeer deze steek! Dit is echt belangrijk voor het goed tellen van je aantal steken, en om te weten waar straks weer het eind van je toer was bij toer je volgende toer.
  • maak dst vl rond de volgende st van de vorige toer
  • 2 st in het laatste st van de vorige toer

➡ Je hebt nog steeds hetzelfde aantal steken, in het voorbeeld zijn dat er 13. Als je vanaf de linkerkant telt, tel je dus vanaf het eerste stokje.


Herhaal deze 2 toeren. Tel, tel, tel, tel en tel. Na iedere toer. En gebruik je steekmarkeerders om altijd de 1e steek van je toer te markeren! Je hebt altijd hetzelfde oneven aantal steken!

Eindig met een even toer.


Deel 3

In het laatste deel van de sjaal wordt aan beide kanten geminderd. Je weet inmiddels hoe dit werkt aan de bovenkant van de sjaal, maar nu ga je het ook aan de onderkant van de sjaal doen. Daarbij moet je trouwens even goed opletten.

Toer 9:

Toer 9
Toer 9
  • Je begint met een mindering aan het begin van de toer door een vaste te maken in de laatste steek van de vorige toer, met een losse. Deze telt niet mee. Maak een stokje in de volgende steek. Dit is de 1e steek van deze toer. Markeer deze!
  • maak stokjes tot aan de voorlaatste steek van de vorige toer. Je hebt nu nog 2 steken over op de vorige toer
  • haak 2 stokjes samen (2st samen) in de voorlaatste en laatste st van de vorige toer

➡ Je hebt nu 2 steken geminderd, in het voorbeeld zijn er nog 11 over. Als je vanaf de rechterkant telt, tel je dus vanaf het eerste stokje.


Toer 10:

Toer 10
Toer 10
  • Begin de toer met een mindering zoals in de vorige toer: een vaste met een losse, en een stokje in de volgende steek. Dit is je eerste steek van de toer die je moet markeren.
  • Maak dubbele stokjes voorlangs in de volgende steken. Let nu goed op: zorg dat je 2 steken overhoudt waar je je mindering moet gaan maken. Dus dat is de steek met de steekmarkeerder plus de steek daarvoor. Voordat je het weet ga je 1 steek te ver met het maken van je dubbele stokje voorlangs.
  • haak 2 sts samen in de voorlaatste en laatste st van de vorige toer

➡ Je hebt nu weer 2 steken geminderd, in het voorbeeld zijn er nog 9 over. Als je vanaf de linkerkant telt, tel je dus vanaf het eerste stokje.


Toeren 11, 12 en 13

Toer 11
Toer 11
Toer 12
Toer 12
Toer 13
Toer 13

Herhaal de toeren 9 en 10. Hier zie je hoe dat eruit ziet bij de volgende stappen. Bij de laatste toer heb je nog maar 3 steken over.


Toer 14:

Toer 14
Toer 14

Dit is de afsluiting. De 3 steken die nu nog over zijn moeten worden samengehaakt. Ook dat gebeurt weer op een speciale manier. Begin met het maken van een vaste in de laatste steek van de vorige toer. Haak nu 2 stokjes samen in de laatste 2 steken van de vorige toer, maar neem nu bij de laatste doorhaling daarvan ook de lus van de vaste mee, zodat je nog maar één lus op je haaknaald overhoudt. Knip je garen nu af en haal deze nog 1 keer door de lus op je haaknaald.


Afwerking

Was je sjaal en blok hem. Gebruik van die foam puzzelstukken voor kinderen, die zijn goedkoop en makkelijk te verkrijgen in de speelgoedwinkel, of gebruik speciaal daarvoor gemaakte blocking mats.

De video’s

Ik hoop dat de tekst en de tekeningen duidelijk waren, maar je kunt ook de video’s op YouTube bekijken. Ik geef je hier de links naar de video’s, maar je kunt ook naar YouTube gaan en ze daar bekijken. Dan kan je je ook op mijn kanaal abonneren, zodat je op de hoogte blijft als ik nieuwe video’s publiceer.

Deel 1:

Deel 2:

Deel 3: